Een encoder wordt ingezet voor positie-, lengte-, hoekverdraaiings- en snelheidsmetingen waarvan wij hieronder het principe kort toelichten.
Incrementele encoders:
Een incrementele encoder genereert bij rotatie pulsen, het aantal pulsen per omwenteling bepaald de nauwkeurigheid. De positie wordt niet vastgehouden na spanningsuitval en afhankelijk van de toepassing is refereren/nul stellen noodzakelijk.
Door middel van een A en B uitgang, welke 90 graden fase verschoven zijn ten opzichte van elkaar (quadrature), bepaalt een aangesloten besturing de richting. Een nul/set uitgang wordt gebruikt voor refereren/nul stellen.
Absoluut encoders:
Een Absoluut encoder stuurt bij elke positie/hoekverdraaiing een unieke code uit, waardoor refereren niet meer nodig is. Een single-turn absoluut encoder begint na 360 graden as verdraaiing weer op nul waarbij een Multi-turn absoluut encoder meerdere rotaties kan maken, hoeveel is afhankelijk van de Multiturn resolutie maar ten opzichte van een incrementele encoder wel eindig.
Een conventionele absoluut encoder heeft parallelle uitgangen waarop een binaire/bcd/graycode wordt gezet. Heden ten dagezijn deze vervangen door absoluut encoders met SSI(Synchrone Seriële Interface) uitgang of met een bus system zoals Profibus DP, ProfiNET, CANopen enz.